Een stem vóór Mei Li Vos is een stem tégen de arbeid

‘Vakbond’ AVV mag dan naar eigen zeggen een vakbond zijn, maar wordt vrijwel volledig betaald en gecontroleerd door werkgevers. Het is een gotspe dat minister Koolmees (Sociale Zaken) cao’s voor 300.000 werknemers algemeen verbindend verklaart, die door deze 680 leden tellende gele bond worden afgesloten. Een nog grotere gotspe? De PvdA wast deze gele vakbond wit door vicevoorzitter Mei Li Vos te kiezen als fractievoorzitter in de Eerste Kamer.

Maandag 27 mei kiezen de leden van de Provinciale Staten de leden van de Eerste Kamer. AVV-vicevoorzitter Mei Li Vos is daarvoor lijsttrekker van de PvdA. Door haar te verkiezen in de Eerste Kamer, wast de partij de gele vakbond AVV wit, schreef ik al eerder.

Een gele bond is een vakbond die financieel en/of strategisch wordt gecontroleerd door werkgevers. In de door Nederland geratificeerde ILO-conventie 98 artikel 2 verplicht de staat zichzelf om werknemers te beschermen tegen een door werkgevers gecontroleerde vakbond.

· 1. Workers’ and employers’ organisations shall enjoy adequate protection against any acts of interference by each other or each other’s agents or members in their establishment, functioning or administration.
· 2. In particular, acts which are designed to promote the establishment of workers’ organisations under the domination of employers or employers’ organisations, or to support workers’ organisations by financial or other means, with the object of placing such organisations under the control of employers or employers’ organisations, shall be deemed to constitute acts of interference within the meaning of this Article.

Niet openbaar

Omdat gegevens over AVV niet openbaar zijn, moest ik in mijn vorige blog werken met veronderstellingen. Toen ik de blog schreef, heb ik mij aangemeld voor een van de cao-panels van AVV. Dit om te zien of AVV screent of hun cao-panelleden daadwerkelijk in de desbetreffende sector werken. Dat doen ze dus niet, waardoor het heel makkelijk is om de stemming van buitenaf te beïnvloeden.

Als gevolg van mijn registratie kreeg ik een uitnodiging voor hun algemene ledenvergadering. Ik meldde mij aan en kreeg een bevestiging. Een week voor de algemene ledenvergadering ontving ik een mailtje van Mei Li Vos dat ik per abuis was uitgenodigd, omdat ik geen betalend lid ben.

Geen probleem. Omdat AVV door werkgevers gesponsord wordt, is de contributie heel laag, slechts 25 euro per jaar. En dus meldde ik mij subiet aan als lid en vroeg AVV alsnog de vergaderstukken te sturen. Na de gebruikelijke welkomstmail kreeg ik echter bericht van voorzitter Martin Pikaart.

“Wij zijn bekend met uw uitingen over AVV op uw persoonlijke website (www.eddystam.com). In deze uitingen geeft u duidelijk te kennen het werk van AVV sterk af te wijzen. Wij hebben geconcludeerd dat het niet geëigend is u toe te laten.”

Werkgever betaalt

Per abuis bereikten de jaarstukken mij toch. Het blijkt dat ik er toch een beetje naast zat. AVV heeft geen 2500 leden, zoals ik uit een interview met voorzitter Pikaart vernam. Het zijn er slechts 680. Bedenk daarbij dat AVV cao’s afsluit voor 300.000 werknemers. Die 680 leden betalen in totaal 17.000 euro aan contributie. Bijna 675.000 euro is afkomstig van werkgevers. Dat is meer dan 97,5 procent van de hele begroting!

In de algemene ledenvergadering claimde het bestuur dat de cao-panels, de brede democratische en vernieuwende basis van deze ‘vakbond’, 4300 leden hebben. Ik was al lid van een panel waar ik feitelijk niets te zoeken heb. Bij het schrijven van deze blog heb ik het even getest. Ik ben nu lid van vier panels, waarvan één dubbel. Je kunt je zo vaak registreren als je wil. AVV sluit een stuk of tien cao’s af voor circa 300.000 werknemers en heeft 43 panels. Waaronder 33 slapende panels, want er valt niets te stemmen. De CAO panels zijn fake.

Valse start voor Koolmees (pensioenen)

Wouter Koolmees, onze nieuwe minister van SZW staat naar eigen zeggen voor de BNR microfoon te popelen om de pensioenen op de schop te nemen. Maar daar is geen enkele rationele reden voor.
Mercer maakt al 9 jaar een vergelijkende pensioen index. Natuurlijk is elke vergelijking arbitrair omdat er zoveel systeemverschillen zijn die de weging complex maken. Maar Mercer vergelijkt 30 landen aan de hand van 40 abstracte indicatoren. Het is een alom gewaardeerde graadmeter.
Dit jaar zijn we gedaald van A naar de B+ status. Winnaar Denemarken scoort een tiende punt hoger dan ons, maar haalt daarmee de A status ook niet. Dit terwijl Nederland en Denemarken beiden vorig jaar een A status behaalden. Nu is er geen enkel land met een A status meer over. Maar dat is geen reden voor paniek.

Mercer weegt de 40 indicatoren in 3 categorieën. Adequaatheid, toekomstbestendigheid en integriteit in een holistisch perspectief. De eerste pijler (AOW), tweede pijler (pensioen), derde pijler (Verzekeringen en netto prive vermogen). Dit jaar is een nieuwe indicator ingevoegd, namelijk de lange termijn economische groei (het gemiddelde over 3 jaar terug en 3 jaar vooruit gecorrigeerd met betalingsverplichtingen). Om de schaal gelijk te houden, is de weging van deze indicator ten koste gegaan van de weging van pensioen vermogen en de hoogte van verplichte bijdragen. Indicatoren waarop Nederland zeer hoog scoort tellen daardoor minder zwaar ten opzichte van een relatief lage score op economische groei. In de praktijk is er dus niets veranderd ten opzichte van vorig jaar, de meting is veranderd. In de totaalscores over 9 jaar zijn wat pieken en dalen te zien, maar we scoren aanzienlijk hoger als bij in de eerste index in 2009. Ons pensioenperspectief is feitelijk verbeterd.
Waar zitten de verschillen met Denemarken? Met name op toekomstbestendigheid scoort Denemarken aanmerkelijk hoger terwijl Nederland op adequaatheid en integriteit hoger scoort. De hogere Deense scores zitten in levensverwachting, de hoogte van verplichte bijdragen en de arbeidsparticipatie van ouderen. In de eindweging geeft dat dus een tiende punt voordeel aan Denemarken.

Mercer doet een aantal aanbevelingen voor Nederland. Invoering van een verplichte minimum toetredingsleeftijd, verhoging van het netto vermogen van huishoudens (is in Nederland laag door hoge hypotheekschulden), hogere arbeidsdeelname van 55 plussers en betere bescherming tegen betalingsonmacht van fonds of verzekering.

Dat zijn onderwerpen die weliswaar van invloed op pensioenen zijn, maar op andere politieke beleidsterreinen liggen. De twee belangrijkste beleidsmaatregelen die onze oudedagsvoorziening verbeteren:
– terugdringing van de collectieve hypotheek schuld. Dit gebeurt feitelijk al als gevolg van de lage rente en hoge belasting op spaargeld. Hernieuwde invoering van het huurwaarde forfait gaat die trend weer afremmen terwijl de lage rente in combinatie met heffing op vermogen sparen ontmoedigd.
– De pensioenleeftijd verschuiven (omhoog of omlaag) heeft een beperkt effect zolang werkgevers niet bereid zijn meer ouderen in dienst te nemen. Daarnaast kennen we een relatief hoge uitval in zware beroepen.

Daar moet dus iets aan gedaan worden.

De andere twee aanbevelingen zijn tamelijk technische zaken die weliswaar punten scoren maar in dit verband minder relevant zijn.
Uit het rapport valt echter nergens te lezen dat het systeem op de schop moet.

Voordat je nog meer onzin uitkraamt, je kunt het hier allemaal lezen Wouter.