Ich bin ein gutmensch

Een collega kwam te laat de zaal binnen. Het werd even stil en alle blikken volgden hem terwijl onverstoord een zitplaats zocht. Met z’n geverfde haren, donkere bril en lange jas was het een flamboyante verschijning. Ik dacht wat zou ik doen in zijn plaats? Allerlei gedachten schoten door mij heen. Was het niet beter als hij weg was gebleven? Had hij niet gebukt onder schaamte moeten binnen komen? Kunnen wij nog wel zaken doen met hem? Zou hij niet openlijk afstand moeten nemen?

Het was 15 jaar geleden toen in Oostenrijk ondanks wereldwijde protesten de Christen Democraten een coalitie met de ultra rechtse FPÖ van Jörg Haider vormden. Er waren discussies over boycots. De Europese Commissie had besloten de contacten met Oostenrijk te minimaliseren. En toch kwam deze Oostenrijkse collega zonder enige schaamte naar een EU bijeenkomst.

Inmiddels zijn we 15 jaar verder en in verschillende landen in de EU spelen zich taferelen af waar Jörg Haider van kon dromen. Overal in de EU zien we radicaal rechts sterker worden. We kijken nergens meer van op. Ik loop ook nergens met schaamte binnen omdat de PVV misschien wel de grootste partij in Nederland is.

Er was natuurlijk helemaal niets mis met de houding van die Oostenrijkse collega. Onze reactie of liever non-reactie sloeg nergens op. We waren gewoon nog niet gewend aan de rechtsrukkerij die 15 jaar later gewoongoed is in de EU.

Inmiddels zijn we op het punt beland waar “goed mens” is verworden tot het als scheldwoord gebruikte “Gutmensch”, voor iedereen die vanuit een moreel perspectief reageert. Gutmenschen worden uitgejouwd en overschreeuwd. In de openbare ruimte gaat bijna niemand er tegenin. Politici reageren met gemeenplaatsen als “we hebben begrip voor de zorgen”.  De steun komt via het veel veiliger internet. Een paar jaar geleden was het nog andersom. PVV-ers die hun nare gedachten –doorgaans anoniem- via het internet kenbaar maakten omdat ze in het publieke debat kansloos waren. De meesten van hen zijn nog steeds anoniem omdat ze weten wat ze zeggen niet door de beugel kan. Maar door een handvol openlijke schreeuwlelijken durven we er niets meer tegenover te zetten. We buigen steeds verder mee in wat gezegd kan worden.

Laten we geuzennaam maken van Gutmensch. Laten we spreekkoren aanheffen: “Wir sind die Gutmenschen” telkens als we mensonterende opmerkingen horen. Voor mijn part komt er een partij van Gutmenschen, ik stem op ze!

Cultuurrelativisme

Ik schreef al eerder iets over IKEA, met name de universele handleidingen zonder taal intrigeerden mij. Ik zou natuurlijk over belastingontwijking, werknemersrechten, of het dubieuze verleden van de oprichter kunnen schrijven, maar dat weten we wel. Mijn vele verhuizingen maken mij tot een noodgedwongen Ikea kenner. Ik was onlangs bij IKEA in Haparanda Zweden. Die ziet er precies zo uit als vestigingen die ik eerder in Nederland en België bezocht. De folder, de doolhof lay-out, bewegwijzering, het restaurant menu, de producten (en hun Zweedse namen), de prijskaartjes, de uniformen, zelfs de meetlintjes, alles is in principe gelijk. In de designs herken je Scandinavische cultuurelementen. In het menu ook: zalm en Zweedse gehaktballetjes vindt je in elke winkelrestaurant, waar ook ter wereld. De kleine supermarkt bij de uitgang is gevuld met Zweedse producten. Ik zag in Zwolle dat het typisch Zweedse “lördag godis” (zaterdag snoep) niet eens meer wordt vertaald. De enige verschillen zitten in de gebouwen (1 of 2 verdiepingen), taal en in België verkopen ze ook alcohol.

Kennelijk is het bedrijf er in geslaagd om één uiterst gedetailleerd, ogenschijnlijk cultuurgebonden concept bijna wereldwijd tot een succes te maken. Dat lukte McDonalds, Burgerking en anderen overigens ook. In Nederland maakt men zich zorgen hoe vluchtelingen onze cultuur bedreigen.Vluchtelingen die zich waar ook ter wereld met herkenning ten ruste zullen leggen op een Jömna of Moshult matras. (Ja, ze leveren niet alleen bedden maar schenken ze ook aan vluchtelingen kampen in het Midden-Oosten). De grote multinationals laten niets na om hun thuisland cultuur zonder noemenswaardig bezwaar aan de wereld op te dringen. Maar dit ter zijde.

Laatst zei een niet nader te noemen buitenlandse collega naar aanleiding van mijn verhaal over de dringende vernieuwing van de vakbond: “dat past niet in onze cultuur”. Waarom zitten vakbonden gevangen in een cultuur waar multinationals en consumenten zich niet aan schijnen storen? En welke cultuur is dat dan?

Netwerken

Onlangs werd mij gevraagd of ik mijn netwerk wel voldoende in stand weet te houden nu ik tijdelijk in den vreemde werk. Een voor mij rare vraag. Ik werk sinds 1992 voor de vakbeweging en ken heel veel mensen. Nu ik van de ene naar de andere buitenlandse conferentie vlieg, komen er steeds nieuwe bekenden bij. Eén van de lastigste zaken als je aan iets nieuws begint is onthouden wie je ontmoet (en in termen van netwerken: wat ze voor je zouden kunnen betekenen). Het begin van een nieuwe baan vreet toch al veel energie. Dus de vervolg vraag overrompelde mij: “Heb je al nagedacht wat je gaat doen als dit project voorbij is”. “Ik ben nog maar net begonnen” dacht ik. “Een jaar is zomaar voorbij!” zag ik al aankomen. Ik ben zeer actief op  Linkedin, Facebook, Twitter, Whatsapp en wat dies meer zij. De overlap op sociale media is groot, maar ik schat dat ik toch meer dan 1000 unieke contacten heb. Alleen al in mijn telefoon zitten een paar honderd nummers.

Maar daar gaat het natuurlijk niet om. We dichten Sociale Media een grote rol in ons leven toe en staan zelden stil bij de oppervlakkigheid. Daarom was het ook leuk om collega’s te ontmoeten bij een actie in Groningen en bijna het gemeentehuis uit gezet te worden. Aan een tafeltje met thuiszorg dames in Apeldoorn te zitten om een nieuwe actie te bedenken. Op huisbezoek te gaan bij een collega die niet de beste tijd van haar leven meemaakt. Na een intensieve dag op stap met het EPSU jeugd comité in Madrid. Tussendoor een kopje koffie met een Spaanse collega. Oude bekenden uit Duitsland benaderden mij voor een leuk klusje. Vandaag kreeg ik nog een mail van een collega die iets over een “geheime” actie kwijt wilde. Even later kreeg ik een mail uit Italië. Iemand van de ILO had een van mijn voordrachten “live” gezien en vroeg of ik naar Italië kon komen.

Laten we sociale media en het woord “netwerken” vergeten. Het gaat om sociaal contact, liefst in levende lijve. En netwerken lijkt meer te gaan om belangen dan menselijk contact. Dat overwegende ben ik een blij mens in de bloeiende sociale omgeving die werk heet.

De vakbond is achterhaald

Je kent het wel. Zo’n feestje waar ouderwets alle stoelen uit het hele huis bij elkaar zijn gezocht om iedereen een zitplaats te bieden. Ik zat naast de vader van de heer des huizes. De man was 85 en zat duidelijk om een praatje verlegen. Sterker nog: ik hoorde later dat de man altijd om een praatje verlegen zat, ook als een ander daar minder zin in had. Vaak begint zo’n gesprek met de nodige opmerkingen over het weer die je dan alleen maar kunt bevestigen. Hij vroeg mij hoe ik de kost verdiende. Ook zo’n standaard ijsbreker om het gesprek te beginnen en het geeft meer inhoud dan een mooi weer gesprek. Ik aarzelde even. Vaak als je op feestjes en partijen zegt dat je voor de FNV werkt, krijg je frustraties en of klachten over je heen. Of ze willen een discussie over het beleid. Gezien de leeftijd van de man stapte ik over mijn aarzeling. “De vakbond” zei de man “is die niet achterhaald?”. “Zolang nog 1,8 miljoen werknemers contributie betalen is de vakbond niet achterhaald” zei ik. Later dacht ik dat ik had moeten zeggen dat zolang werkgevers geld boven mensen stellen is de vakbond niet achterhaald. Maar het kwaad was al geschied want de man wilde natuurlijk weten waarvoor die mensen nog betalen en wat het dan koste. Na enige discussie kwam hij tot de conclusie dat er misschien nog wel een rol is voor de vakbeweging, maar…In dit soort conclusies is “maar” het onvermijdelijke woord en in dit geval ook onverbiddelijk.  “Jullie moeten wel moderniseren”. Hij hief daarbij de wijsvinger.  Dat was een inkoppertje: “dat is precies waarmee ik bezig ben”. Dingen slimmer en effectiever doen. De volgende dag ging ik naar een conferentie van het EPSU youth committee in Madrid. Daar moest ik mijn project weer aan de man brengen. Gisteren sprak ik een man van 85 die vond dat de vakbond achterhaald is. Een mooie anekdotische binnenkomer voor het jeugd comité waarmee ik meteen de aandacht goed kon pakken.